versificeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | versificeer | versificeerde | heb geversificeerd |
jij, je, u | versificeert | versificeerde | hebt geversificeerd |
hij, zij, het | versificeert | versificeerde | heeft geversificeerd |
wij | versificeren | versificeerden | hebben geversificeerd |
jullie | versificeren | versificeerden | hebben geversificeerd |
zij, ze | versificeren | versificeerden | hebben geversificeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Versificeren with some of the pronouns.
- Ik versificeer graag gedichten.
- Hij versificeert zijn emoties in zijn schrijven.
- Zij versificeert haar ervaringen tot poëzie.
- We versificeren samen tijdens de schrijfworkshop.
- Jullie versificeren prachtig in jullie teksten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Versificeren with some of the pronouns.
- Ik versificeerde veel tijdens mijn studie.
- Hij versificeerde regelmatig in zijn vrije tijd.
- Zij versificeerde altijd op zondagochtend.
- We versificeerden vaak samen bij het kampvuur.
- Jullie versificeerden al sinds je kindertijd.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Versificeren with some of the pronouns.
- Ik heb gedichten versificeerd voor de literatuurwedstrijd.
- Hij heeft zijn gevoelens versificeerd in een bundel.
- Zij heeft haar herinneringen versificeerd tot een boek.
- We hebben gezamenlijk een lied versificeerd.
- Jullie hebben de historische gebeurtenis versificeerd in een dichtvorm.