echten

Conjugations List of Echten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikechtechtteheb geƫcht
jij, je, uechtechttehebt geƫcht
hij, zij, hetechtechtteheeft geƫcht
wijechtenechttenhebben geƫcht
jullieechtenechttenhebben geƫcht
zij, zeechtenechttenhebben geƫcht

Presens

Example presens sentences for Echten with some of the pronouns.

  • Ik echt de documenten van de studenten.
  • Jij echt de verklaringen van de getuigen.
  • Hij/Zij echt de handtekeningen op het contract.
  • Wij echten de diploma's van de afgestudeerden.
  • Jullie echt de paspoorten van de reizigers.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Echten with some of the pronouns.

  • Ik echte de documenten van de studenten.
  • Jij echtte de verklaringen van de getuigen.
  • Hij/Zij echte de handtekeningen op het contract.
  • Wij echten de diploma's van de afgestudeerden.
  • Jullie echten de paspoorten van de reizigers.

Perfectum

Example perfectum sentences for Echten with some of the pronouns.

  • Ik heb de documenten van de studenten geĆ«cht.
  • Jij hebt de verklaringen van de getuigen geĆ«cht.
  • Hij/Zij heeft de handtekeningen op het contract geĆ«cht.
  • Wij hebben de diploma's van de afgestudeerden geĆ«cht.
  • Jullie hebben de paspoorten van de reizigers geĆ«cht.