uitleven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | leef uit | leefde uit | heb uitgeleefd |
jij, je, u | leeft uit | leefde uit | hebt uitgeleefd |
hij, zij, het | leeft uit | leefde uit | heeft uitgeleefd |
wij | leven uit | leefden uit | hebben uitgeleefd |
jullie | leven uit | leefden uit | hebben uitgeleefd |
zij, ze | leven uit | leefden uit | hebben uitgeleefd |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitleven with some of the pronouns.
- Ik leef mijn passie uit.
- Jij leeft jezelf uit tijdens het dansen.
- Hij/Zij/Het leeft zich uit in de sportschool.
- Wij leven ons creatief uit in de kunstles.
- Jullie leven je energie uit op het voetbalveld.
- Zij leven zich uit tijdens het concert.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitleven with some of the pronouns.
- Ik leefde me uit toen ik jong was.
- Jij leefde jezelf uit in de tuin vroeger.
- Hij/Zij/Het leefde zich uit tijdens de schoolreis.
- Wij leefden ons uit op het strand tijdens de zomervakantie.
- Jullie leefden je energie uit tijdens de verjaardagsviering.
- Zij leefden zich uit in het park.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitleven with some of the pronouns.
- Ik heb mezelf uitgeleefd op het feest gisteravond.
- Jij hebt je uitgeleefd tijdens de vakantie.
- Hij/Zij/Het heeft zich uitgeleefd op het podium.
- Wij hebben ons uitgeleefd tijdens de teambuildingactiviteit.
- Jullie hebben je energie uitgeleefd tijdens de wandeltocht.
- Zij hebben zich uitgeleefd in de speeltuin.