versmaden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | versmaad | versmaadde | heb versmaad |
jij, je, u | versmaadt | versmaadde | hebt versmaad |
hij, zij, het | versmaadt | versmaadde | heeft versmaad |
wij | versmaden | versmaadden | hebben versmaad |
jullie | versmaden | versmaadden | hebben versmaad |
zij, ze | versmaden | versmaadden | hebben versmaad |
PresensBeta
Example presens sentences for Versmaden with some of the pronouns.
- Ik versmaad de slechte gewoonten.
- Jij versmaadt zijn advies.
- Hij versmaadt haar aanbod.
- Wij versmaden de verleidingen van het moderne leven.
- Zij versmaden de traditionele gerechten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Versmaden with some of the pronouns.
- Ik versmaadde de slechte gewoonten.
- Jij versmaadde zijn advies.
- Hij versmaadde haar aanbod.
- Wij versmaadden de verleidingen van het moderne leven.
- Zij versmaadden de traditionele gerechten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Versmaden with some of the pronouns.
- Ik heb de slechte gewoonten versmaad.
- Jij hebt zijn advies versmaad.
- Hij heeft haar aanbod versmaad.
- Wij hebben de verleidingen van het moderne leven versmaad.
- Zij hebben de traditionele gerechten versmaad.