tekortkomen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kom tekort | kwam tekort | heb tekortgekomen |
jij, je, u | komt tekort | kwam tekort | hebt tekortgekomen |
hij, zij, het | komt tekort | kwam tekort | heeft tekortgekomen |
wij | komen tekort | kwamen tekort | hebben tekortgekomen |
jullie | komen tekort | kwamen tekort | hebben tekortgekomen |
zij, ze | komen tekort | kwamen tekort | hebben tekortgekomen |
PresensBeta
Example presens sentences for Tekortkomen with some of the pronouns.
- Ik kom tekort in mijn studies.
- Jij komt tekort aan ervaring.
- Hij komt tekort in zijn verantwoordelijkheden.
- Wij komen tekort op financieel gebied.
- Zij komen tekort aan zelfvertrouwen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Tekortkomen with some of the pronouns.
- Ik kwam tekort in mijn vaardigheden.
- Jij kwam tekort aan tijd.
- Hij kwam tekort in zijn kennis.
- Wij kwamen tekort in onze inspanningen.
- Zij kwamen tekort aan motivatie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Tekortkomen with some of the pronouns.
- Ik ben tekortgekomen in mijn verplichtingen.
- Jij bent tekortgeschoten in je taken.
- Hij is tekortgeschoten in zijn beloftes.
- Wij zijn tekortgeschoten in de voorbereiding.
- Zij zijn tekortgekomen in hun verwachtingen.