hurken

Conjugations List of Hurken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikhurkhurkteheb gehurkt
jij, je, uhurkthurktehebt gehurkt
hij, zij, hethurkthurkteheeft gehurkt
wijhurkenhurktenhebben gehurkt
julliehurkenhurktenhebben gehurkt
zij, zehurkenhurktenhebben gehurkt

Presens
Beta

Example presens sentences for Hurken with some of the pronouns.

  • Ik hurk in de tuin om onkruid te wieden.
  • Jij hurkt neer om je veters te strikken.
  • Hij hurkt op zijn hurken om het kind op ooghoogte te zien.
  • Zij hurken in het gras tijdens het picknicken.
  • Wij hurken in de sportschool om onze beenspieren te trainen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Hurken with some of the pronouns.

  • Ik hurkte neer om mijn schoenveter vast te maken.
  • Jij hurkte naast me om te helpen.
  • Hij hurkte op zijn hurken en staarde naar de grond.
  • Zij hurkten in het zand en bouwden een zandkasteel.
  • Wij hurkten in de gang en speelden verstoppertje.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Hurken with some of the pronouns.

  • Ik heb gehurkt om iets van de grond op te rapen.
  • Jij bent neergehurkt om een foto te maken.
  • Hij is op zijn hurken gaan zitten om uit te rusten.
  • Zij hebben in het park gehurkt om hun lunch op te eten.
  • Wij zijn gehurkt blijven zitten totdat de regen voorbij was.