variëren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | varieer | varieerde | heb gevarieerd |
jij, je, u | varieert | varieerde | hebt gevarieerd |
hij, zij, het | varieert | varieerde | heeft gevarieerd |
wij | variëren | varieerden | hebben gevarieerd |
jullie | variëren | varieerden | hebben gevarieerd |
zij, ze | variëren | varieerden | hebben gevarieerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Variëren with some of the pronouns.
- Ik varieer graag in mijn kledingstijl.
- Jij varieert vaak in je keuze van films.
- Hij/zij varieert regelmatig in zijn/haar dieet.
- Wij variëren onze vakantiebestemmingen elk jaar.
- Jullie variëren in de manier waarop jullie tijd doorbrengen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Variëren with some of the pronouns.
- Vroeger varieerde ik veel in mijn dagelijkse routine.
- Als kind varieerde jij altijd in je keuze van speelgoed.
- Hij/zij varieerde regelmatig in zijn/haar interesses.
- Wij varieerden elk weekend in onze recreatieve activiteiten.
- Jullie varieerden voortdurend in jullie muzieksmaak.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Variëren with some of the pronouns.
- Ik heb gevarieerd in mijn eetgewoonten.
- Jij hebt vaak gevarieerd in je trainingsroutine.
- Hij/zij heeft regelmatig gevarieerd in zijn/haar werkzaamheden.
- Wij hebben onze menu's gevarieerd tijdens het feest.
- Jullie hebben met succes gevarieerd in jullie studiemethoden.