beatjuggelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | beatjuggel | beatjuggelde | heb gebeatjuggeld |
jij, je, u | beatjuggelt | beatjuggelde | hebt gebeatjuggeld |
hij, zij, het | beatjuggelt | beatjuggelde | heeft gebeatjuggeld |
wij | beatjuggelen | beatjuggelden | hebben gebeatjuggeld |
jullie | beatjuggelen | beatjuggelden | hebben gebeatjuggeld |
zij, ze | beatjuggelen | beatjuggelden | hebben gebeatjuggeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Beatjuggelen with some of the pronouns.
- Ik beatjuggel elke dag in mijn vrije tijd.
- Jij beatjuggelt graag tijdens feestjes.
- Hij/Zij beatjuggelt met veel enthousiasme.
- Wij beatjuggelen samen op de dansvloer.
- Jullie beatjuggelen vaak op muziekfestivals.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Beatjuggelen with some of the pronouns.
- Vroeger beatjuggelde ik veel op straat.
- Toen ik jong was, beatjuggelde ik met mijn vrienden.
- Hij/Zij beatjuggelde regelmatig in clubs.
- In die tijd beatjuggelden wij tot in de late uurtjes.
- Jullie beatjuggelden altijd met veel plezier.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Beatjuggelen with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren beatgejuggeld op een feest.
- Jij hebt al eerder beatjuggeld tijdens een optreden.
- Hij/Zij heeft al veel ervaring opgedaan met beatjuggelen.
- Wij hebben samen meerdere keren beatgejuggeld.
- Jullie hebben al veel verschillende moves gebeatjuggeld.