afkeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | keer af | keerde af | heb afgekeerd |
jij, je, u | keert af | keerde af | hebt afgekeerd |
hij, zij, het | keert af | keerde af | heeft afgekeerd |
wij | keren af | keerden af | hebben afgekeerd |
jullie | keren af | keerden af | hebben afgekeerd |
zij, ze | keren af | keerden af | hebben afgekeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Afkeren with some of the pronouns.
- Ik keer me af van de negativiteit.
- Jij keert je af van de drukte.
- Hij/zij/ze keert zich af van het slechte nieuws.
- Wij keren ons af van de oude manier van denken.
- Jullie keren je af van de onrechtvaardigheid.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afkeren with some of the pronouns.
- Ik keerde me af van de negativiteit.
- Jij keerde je af van de drukte.
- Hij/zij/ze keerde zich af van het slechte nieuws.
- Wij keerden ons af van de oude manier van denken.
- Jullie keerden je af van de onrechtvaardigheid.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afkeren with some of the pronouns.
- Ik heb me afgekeerd van de negativiteit.
- Jij hebt je afgekeerd van de drukte.
- Hij/zij/ze heeft zich afgekeerd van het slechte nieuws.
- Wij hebben ons afgekeerd van de oude manier van denken.
- Jullie hebben je afgekeerd van de onrechtvaardigheid.