ronddelen

Conjugations List of Ronddelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdeel ronddeelde rondheb rondgedeeld
jij, je, udeelt ronddeelde rondhebt rondgedeeld
hij, zij, hetdeelt ronddeelde rondheeft rondgedeeld
wijdelen ronddeelden rondhebben rondgedeeld
julliedelen ronddeelden rondhebben rondgedeeld
zij, zedelen ronddeelden rondhebben rondgedeeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Ronddelen with some of the pronouns.

  • Ik deel folders rond in de buurt.
  • Zij delen cadeautjes rond tijdens de feestdagen.
  • Wij delen flyers rond op straat.
  • Hij deelt tijdschriften rond in de wachtkamer.
  • Jullie delen informatie rond tijdens de vergadering.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Ronddelen with some of the pronouns.

  • Ik deelde folders rond in de buurt.
  • Zij deelden cadeautjes rond tijdens de feestdagen.
  • Wij deelden flyers rond op straat.
  • Hij deelde tijdschriften rond in de wachtkamer.
  • Jullie deelden informatie rond tijdens de vergadering.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Ronddelen with some of the pronouns.

  • Ik heb folders rondgedeeld in de buurt.
  • Zij hebben cadeautjes rondgedeeld tijdens de feestdagen.
  • Wij hebben flyers rondgedeeld op straat.
  • Hij heeft tijdschriften rondgedeeld in de wachtkamer.
  • Jullie hebben informatie rondgedeeld tijdens de vergadering.