klooien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | klooi | klooide | heb geklooid |
jij, je, u | klooit | klooide | hebt geklooid |
hij, zij, het | klooit | klooide | heeft geklooid |
wij | klooien | klooiden | hebben geklooid |
jullie | klooien | klooiden | hebben geklooid |
zij, ze | klooien | klooiden | hebben geklooid |
Presens
Example presens sentences for Klooien with some of the pronouns.
- Ik klooi met mijn telefoon tijdens de les.
- Jij klooit altijd met je sleutels en raakt ze kwijt.
- Hij klooit met zijn computer en krijgt constant foutmeldingen.
- Wij klooien graag in de keuken en proberen nieuwe recepten uit.
- Jullie klooien vaak met de afstandsbediening en kunnen de juiste knop niet vinden.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Klooien with some of the pronouns.
Perfectum
Example perfectum sentences for Klooien with some of the pronouns.
- Ik heb geklooid met de instellingen van mijn laptop.
- Jij hebt wel eens geklooid met elektronicawerkzaamheden.
- Hij heeft ooit geklooid met het repareren van zijn fiets.
- Wij hebben vroeger veel geklooid met LEGO-bouwwerken.
- Jullie hebben recentelijk geklooid met het verven van de muur.