aanglimmen

Conjugations List of Aanglimmen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikglim aanglom aanheb aangeglommen
jij, je, uglimt aanglom aanhebt aangeglommen
hij, zij, hetglimt aanglom aanheeft aangeglommen
wijglimmen aanglommen aanhebben aangeglommen
jullieglimmen aanglommen aanhebben aangeglommen
zij, zeglimmen aanglommen aanhebben aangeglommen

Presens

Example presens sentences for Aanglimmen with some of the pronouns.

  • Ik aanglim.
  • Jij aanglimt.
  • Hij/Zij/Het aanglimt.
  • Wij jullie aanglimmen.
  • Zij aanglimmen.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Aanglimmen with some of the pronouns.

  • Ik aanglom.
  • Jij aanglom.
  • Hij/Zij/Het aanglom.
  • Wij aanglommen.
  • Zij aanglommen.

Perfectum

Example perfectum sentences for Aanglimmen with some of the pronouns.

  • Ik heb aangeglommen.
  • Jij hebt aangeglommen.
  • Hij/Zij/Het heeft aangeglommen.
  • Wij hebben aangeglommen.
  • Zij hebben aangeglommen.