blubberen

Conjugations List of Blubberen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikblubberblubberdeheb geblubberd
jij, je, ublubbertblubberdehebt geblubberd
hij, zij, hetblubbertblubberdeheeft geblubberd
wijblubberenblubberdenhebben geblubberd
jullieblubberenblubberdenhebben geblubberd
zij, zeblubberenblubberdenhebben geblubberd

Presens
Beta

Example presens sentences for Blubberen with some of the pronouns.

  • Ik blubber
  • Jij blubbert
  • Hij/Zij/Het blubbert
  • Wij jullie zij blubberen

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Blubberen with some of the pronouns.

  • Ik blubberde
  • Jij blubberde
  • Hij/Zij/Het blubberde
  • Wij blubberden
  • Jullie blubberden
  • Zij blubberden

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Blubberen with some of the pronouns.

  • Ik heb geblubberd
  • Jij hebt geblubberd
  • Hij/Zij/Het heeft geblubberd
  • Wij hebben geblubberd
  • Jullie hebben geblubberd
  • Zij hebben geblubberd