aftikken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | tik af | tikte af | heb afgetikt |
jij, je, u | tikt af | tikte af | hebt afgetikt |
hij, zij, het | tikt af | tikte af | heeft afgetikt |
wij | tikken af | tikten af | hebben afgetikt |
jullie | tikken af | tikten af | hebben afgetikt |
zij, ze | tikken af | tikten af | hebben afgetikt |
PresensBeta
Example presens sentences for Aftikken with some of the pronouns.
- Ik tik de opdrachten af.
- Jij tikt de opdrachten af.
- Hij/Zij/Het tikt de opdrachten af.
- Wij tikken de opdrachten af.
- Jullie tikken de opdrachten af.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aftikken with some of the pronouns.
- Ik tikte de opdrachten af.
- Jij tikte de opdrachten af.
- Hij/Zij/Het tikte de opdrachten af.
- Wij tikten de opdrachten af.
- Jullie tikten de opdrachten af.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aftikken with some of the pronouns.
- Ik heb de opdrachten afgetikt.
- Jij hebt de opdrachten afgetikt.
- Hij/Zij/Het heeft de opdrachten afgetikt.
- Wij hebben de opdrachten afgetikt.
- Jullie hebben de opdrachten afgetikt.