droogstoken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | stook droog | stookte droog | heb drooggestookt |
jij, je, u | stookt droog | stookte droog | hebt drooggestookt |
hij, zij, het | stookt droog | stookte droog | heeft drooggestookt |
wij | stoken droog | stookten droog | hebben drooggestookt |
jullie | stoken droog | stookten droog | hebben drooggestookt |
zij, ze | stoken droog | stookten droog | hebben drooggestookt |
PresensBeta
Example presens sentences for Droogstoken with some of the pronouns.
- Ik droogstook de bloemen in de kas.
- Jij droogstookt het hout voor de open haard.
- Hij droogstookt de vochtige ruimte met een elektrische kachel.
- Zij droogstoken de verf op het schilderij met behulp van warme lucht.
- We droogstoken de natte handdoeken in de droger.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Droogstoken with some of the pronouns.
- Vroeger droogstookte ik de bloemen in de kas.
- Toen droogstookte jij het hout voor de open haard.
- Hij droogstookte altijd de vochtige ruimte met een elektrische kachel.
- Zij droogstookten de verf op het schilderij met behulp van warme lucht.
- Vroeger droogstookten we de natte handdoeken in de droger.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Droogstoken with some of the pronouns.
- Ik heb de bloemen in de kas drooggestookt.
- Jij hebt het hout voor de open haard drooggestookt.
- Hij heeft de vochtige ruimte met een elektrische kachel drooggestookt.
- Zij hebben de verf op het schilderij drooggestookt met behulp van warme lucht.
- We hebben de natte handdoeken in de droger drooggestookt.