inkochelen

Conjugations List of Inkochelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkochel inkochelde inheb ingekocheld
jij, je, ukochelt inkochelde inhebt ingekocheld
hij, zij, hetkochelt inkochelde inheeft ingekocheld
wijkochelen inkochelden inhebben ingekocheld
julliekochelen inkochelden inhebben ingekocheld
zij, zekochelen inkochelden inhebben ingekocheld

Presens
Beta

Example presens sentences for Inkochelen with some of the pronouns.

  • Ik inkoopchel koffie voor het ontbijt.
  • Jij inkoopchelt groenten op de markt.
  • Hij/Zij inkochelt nieuwe kleding voor de vakantie.
  • Wij inkoopchelen boeken voor onze bibliotheek.
  • Jullie inkochelen verse vis bij de visboer.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Inkochelen with some of the pronouns.

  • Vroeger kocht ik vaak bloemen in voor mijn moeder.
  • Toen ik jong was, kocht jij altijd snoepgoed in.
  • Hij/Zij kocht vroeger veel antiek in voor zijn/haar verzameling.
  • In die tijd kochten wij regelmatig tweedehands spullen in.
  • Jullie kochten vroeger altijd souvenirs in op vakantie.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Inkochelen with some of the pronouns.

  • Ik heb ingekocheld voor het feest gisteravond.
  • Jij hebt groenten ingekocheld bij de supermarkt.
  • Hij/Zij heeft nieuwe meubels ingekocheld voor de woonkamer.
  • Wij hebben boeken ingekocheld voor de schoolbibliotheek.
  • Jullie hebben verse producten ingekocheld op de boerenmarkt.