omtrekken

Conjugations List of Omtrekken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktrek omtrok omheb omgetrokken
jij, je, utrekt omtrok omhebt omgetrokken
hij, zij, hettrekt omtrok omheeft omgetrokken
wijtrekken omtrokken omhebben omgetrokken
jullietrekken omtrokken omhebben omgetrokken
zij, zetrekken omtrokken omhebben omgetrokken

Presens
Beta

Example presens sentences for Omtrekken with some of the pronouns.

  • Ik trek de omtrek van de tekening.
  • Jij trekt de omtrek van het gebouw.
  • Hij trekt de omtrek van de cirkel.
  • Zij trekken de omtrek van de landkaart.
  • Wij trekken de omtrek van de bergketen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Omtrekken with some of the pronouns.

  • Ik trok de omtrek van de tekening.
  • Jij trok de omtrek van het gebouw.
  • Hij trok de omtrek van de cirkel.
  • Zij trokken de omtrek van de landkaart.
  • Wij trokken de omtrek van de bergketen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Omtrekken with some of the pronouns.

  • Ik heb de omtrek van de tekening getrokken.
  • Jij hebt de omtrek van het gebouw getrokken.
  • Hij heeft de omtrek van de cirkel getrokken.
  • Zij hebben de omtrek van de landkaart getrokken.
  • Wij hebben de omtrek van de bergketen getrokken.