omkaderen

Conjugations List of Omkaderen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikomkaderomkaderdeheb omkaderd
jij, je, uomkadertomkaderdehebt omkaderd
hij, zij, hetomkadertomkaderdeheeft omkaderd
wijomkaderenomkaderdenhebben omkaderd
jullieomkaderenomkaderdenhebben omkaderd
zij, zeomkaderenomkaderdenhebben omkaderd

Presens
Beta

Example presens sentences for Omkaderen with some of the pronouns.

  • Ik kader de foto in.
  • Jij kadert de tekst in.
  • Hij/Zij kadert het schilderij in.
  • Wij kaderen de herinnering in.
  • Zij kaderen de gebeurtenis in.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Omkaderen with some of the pronouns.

  • Ik kaderde de foto in.
  • Jij kadereed de tekst in.
  • Hij/Zij kaderde het schilderij in.
  • Wij kadelden de herinnering in.
  • Zij kadelden de gebeurtenis in.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Omkaderen with some of the pronouns.

  • Ik heb de foto ingekaderd.
  • Jij hebt de tekst ingekaderd.
  • Hij/Zij heeft het schilderij ingekaderd.
  • Wij hebben de herinnering ingekaderd.
  • Zij hebben de gebeurtenis ingekaderd.