sjabloneren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | sjabloneer | sjabloneerde | heb gesjabloneerd |
jij, je, u | sjabloneert | sjabloneerde | hebt gesjabloneerd |
hij, zij, het | sjabloneert | sjabloneerde | heeft gesjabloneerd |
wij | sjabloneren | sjabloneerden | hebben gesjabloneerd |
jullie | sjabloneren | sjabloneerden | hebben gesjabloneerd |
zij, ze | sjabloneren | sjabloneerden | hebben gesjabloneerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Sjabloneren with some of the pronouns.
- Ik sjablondeer een afbeelding op de muur.
- Jij sjablonneert een patroon op het papier.
- Hij/Zij sjabloneert een tekst op de stof.
- Wij sjabloneren een motief op het hout.
- Zij sjabloneren een ontwerp op de tegels.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Sjabloneren with some of the pronouns.
- Ik sjabloneerde vroeger vaak op de muur.
- Jij sjabloneerde een patroon op het papier gisteren.
- Hij/Zij sjabloneerde altijd teksten op de stof.
- Wij sjabloneerden regelmatig motieven op het hout.
- Zij sjabloneerden mooie ontwerpen op de tegels.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Sjabloneren with some of the pronouns.
- Ik heb gesjabloneerd op de muur.
- Jij hebt een patroon gesjabloneerd op het papier.
- Hij/Zij heeft een tekst gesjabloneerd op de stof.
- Wij hebben een motief gesjabloneerd op het hout.
- Zij hebben een ontwerp gesjabloneerd op de tegels.