emotioneren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | emotioneer | emotioneerde | heb geëmotioneerd |
jij, je, u | emotioneert | emotioneerde | hebt geëmotioneerd |
hij, zij, het | emotioneert | emotioneerde | heeft geëmotioneerd |
wij | emotioneren | emotioneerden | hebben geëmotioneerd |
jullie | emotioneren | emotioneerden | hebben geëmotioneerd |
zij, ze | emotioneren | emotioneerden | hebben geëmotioneerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Emotioneren with some of the pronouns.
- Ik emotioneer
- Jij/emotioneert
- Hij/zij/het emotioneert
- Wij/jullie/zij emotioneren
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Emotioneren with some of the pronouns.
- Ik emotioneerde
- Jij emotioneerde
- Hij/zij/het emotioneerde
- Wij/jullie/zij emotioneerden
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Emotioneren with some of the pronouns.
- Ik heb geëmotioneerd
- Jij hebt geëmotioneerd
- Hij/zij/het heeft geëmotioneerd
- Wij/jullie/zij hebben geëmotioneerd