stilzwijgen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | zwijg stil | zweeg stil | heb stilgezwegen |
jij, je, u | zwijgt stil | zweeg stil | hebt stilgezwegen |
hij, zij, het | zwijgt stil | zweeg stil | heeft stilgezwegen |
wij | zwijgen stil | zwegen stil | hebben stilgezwegen |
jullie | zwijgen stil | zwegen stil | hebben stilgezwegen |
zij, ze | zwijgen stil | zwegen stil | hebben stilgezwegen |
PresensBeta
Example presens sentences for Stilzwijgen with some of the pronouns.
- Ik zwijg stil over mijn plannen.
- Jij zwijgt stil tijdens de vergadering.
- Hij/Zij/Het zwijgt stil als hij/zij boos is.
- Wij zwijgen stil over het incident.
- Jullie zwijgen stil wanneer de leraar spreekt.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Stilzwijgen with some of the pronouns.
- Ik zweeg stil tijdens het gesprek.
- Jij zweeg stil toen je hem zag.
- Hij/Zij/Het zweeg stil terwijl iedereen praatte.
- Wij zwegen stil bij het nieuws.
- Jullie zwegen stil toen de politie arriveerde.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Stilzwijgen with some of the pronouns.
- Ik heb stilgezwegen over mijn gevoelens.
- Jij hebt stilgezwegen over de afspraak.
- Hij/Zij/Het heeft stilgezwegen over zijn/haar fouten.
- Wij hebben stilgezwegen tijdens de presentatie.
- Jullie hebben stilgezwegen over de diefstal.