uitklinken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | klink uit | klonk uit | heb uitgeklonken |
jij, je, u | klinkt uit | klonk uit | hebt uitgeklonken |
hij, zij, het | klinkt uit | klonk uit | heeft uitgeklonken |
wij | klinken uit | klonken uit | hebben uitgeklonken |
jullie | klinken uit | klonken uit | hebben uitgeklonken |
zij, ze | klinken uit | klonken uit | hebben uitgeklonken |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitklinken with some of the pronouns.
- De muziek klinkt prachtig uit.
- De stemmen klinken helder en zuiver uit de speakers.
- Het geluid van de golven klinkt rustgevend uit de zee.
- De belletjes klinken vrolijk uit de kerstboom.
- Deze gitaar klinkt geweldig uit, probeer het zelf eens!
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitklinken with some of the pronouns.
- Vroeger klonk de bel altijd zo schel uit.
- Als kind klonk mijn stem nog onzeker uit.
- Tijdens de repetities klonken de instrumenten soms nog wat rommelig uit.
- Toen we aankwamen, klonken er al geluiden van het feest uit de tuin.
- Bij het openen van de fles klonk er een luide knal uit.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitklinken with some of the pronouns.
- Het liedje is mooi uitgeklonken.
- De toespraak heeft indrukwekkend uitgeklonken bij het publiek.
- De trompet heeft krachtig uitgeklonken tijdens het concert.
- De lachsalvo's hebben de hele zaal uitgeklonken.
- Het applaus is langdurig uitgeklonken na de fantastische performance.