afmieteren

Conjugations List of Afmieteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikmieter afmieterde afheb afgemieterd
jij, je, umietert afmieterde afhebt afgemieterd
hij, zij, hetmietert afmieterde afheeft afgemieterd
wijmieteren afmieterden afhebben afgemieterd
julliemieteren afmieterden afhebben afgemieterd
zij, zemieteren afmieterden afhebben afgemieterd

Presens
Beta

Example presens sentences for Afmieteren with some of the pronouns.

  • Ik mieteer de kamer af.
  • Jij mieteert de kamer af.
  • Hij/Zij mieteert de kamer af.