afschuimen

Conjugations List of Afschuimen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikschuim afschuimde afheb afgeschuimd
jij, je, uschuimt afschuimde afhebt afgeschuimd
hij, zij, hetschuimt afschuimde afheeft afgeschuimd
wijschuimen afschuimden afhebben afgeschuimd
jullieschuimen afschuimden afhebben afgeschuimd
zij, zeschuimen afschuimden afhebben afgeschuimd

Presens
Beta

Example presens sentences for Afschuimen with some of the pronouns.

  • Ik schuim het café af op zoek naar mijn vrienden.
  • Jij schuimt de markt af om de beste deals te vinden.
  • Hij/Zij schuimt de straten af op zijn/haar skateboard.
  • Wij schuimen de kust af op zoek naar schelpen.
  • Jullie schuimen de winkels af op zoek naar nieuwe kleding.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afschuimen with some of the pronouns.

  • Ik schuimde het café af op zoek naar mijn vrienden.
  • Jij schuimde de markt af om de beste deals te vinden.
  • Hij/Zij schuimde de straten af op zijn/haar skateboard.
  • Wij schuimden de kust af op zoek naar schelpen.
  • Jullie schuimden de winkels af op zoek naar nieuwe kleding.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afschuimen with some of the pronouns.

  • Ik heb het café afgeschuimd op zoek naar mijn vrienden.
  • Jij hebt de markt afgeschuimd om de beste deals te vinden.
  • Hij/Zij heeft de straten afgeschuimd op zijn/haar skateboard.
  • Wij hebben de kust afgeschuimd op zoek naar schelpen.
  • Jullie hebben de winkels afgeschuimd op zoek naar nieuwe kleding.