deren

Conjugations List of Deren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdeerdeerdeheb gedeerd
jij, je, udeertdeerdehebt gedeerd
hij, zij, hetdeertdeerdeheeft gedeerd
wijderendeerdenhebben gedeerd
julliederendeerdenhebben gedeerd
zij, zederendeerdenhebben gedeerd

Presens

Example presens sentences for Deren with some of the pronouns.

  • Ik dere
  • Jij deret
  • Hij/Zij/Het dert
  • Wij/Jullie/Zij deren

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Deren with some of the pronouns.

  • Ik derde
  • Jij derde
  • Hij/Zij/Het derde
  • Wij/Jullie/Zij derden

Perfectum

Example perfectum sentences for Deren with some of the pronouns.

  • Ik heb gederd
  • Jij hebt gederd
  • Hij/Zij/Het heeft gederd
  • Wij/Jullie/Zij hebben gederd