paralyseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | paralyseer | paralyseerde | heb geparalyseerd |
jij, je, u | paralyseert | paralyseerde | hebt geparalyseerd |
hij, zij, het | paralyseert | paralyseerde | heeft geparalyseerd |
wij | paralyseren | paralyseerden | hebben geparalyseerd |
jullie | paralyseren | paralyseerden | hebben geparalyseerd |
zij, ze | paralyseren | paralyseerden | hebben geparalyseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Paralyseren with some of the pronouns.
- Ik paralyseer de patiënt voor de operatie.
- Jij paralyseert de spieren door overbelasting.
- Hij paralyseert van angst als hij moet spreken in het openbaar.
- Wij paralyseren de vijand met onze verdedigingstactieken.
- Zij paralyseren de markt met hun innovatieve producten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Paralyseren with some of the pronouns.
- Ik paralyseerde de patiënt regelmatig voor de operatie.
- Jij paralyseerde jezelf door overmatige stress.
- Hij paralyseerde van angst telkens als hij moest spreken in het openbaar.
- Wij paralyseerden de vijand met succesvolle strategieën.
- Zij paralyseerden de markt met hun baanbrekende ideeën.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Paralyseren with some of the pronouns.
- Ik heb de patiënt voor de operatie geparalyseerd.
- Jij hebt de spieren overbelast en daardoor verlamd.
- Hij heeft van angst verlamd gestaan toen hij moest spreken in het openbaar.
- Wij hebben de vijand met onze verdedigingstactieken verlamd.
- Zij hebben de markt verlamd met hun innovatieve producten.