roffelen

Conjugations List of Roffelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikroffelroffeldeheb geroffeld
jij, je, uroffeltroffeldehebt geroffeld
hij, zij, hetroffeltroffeldeheeft geroffeld
wijroffelenroffeldenhebben geroffeld
jullieroffelenroffeldenhebben geroffeld
zij, zeroffelenroffeldenhebben geroffeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Roffelen with some of the pronouns.

  • Ik roffel op de tafel.
  • Jij roffelt met de drumstokken.
  • Hij roffelt op het dak.
  • Zij roffelen samen in het bandje.
  • We roffelen ritmisch op de trommel.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Roffelen with some of the pronouns.

  • Ik roffelde vaak op de tafel.
  • Jij roffelde met de drumstokken door de kamer.
  • Hij roffelde vroeger op het dak.
  • Zij roffelden regelmatig in het bandje.
  • We roffelden altijd ritmisch op de trommel.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Roffelen with some of the pronouns.

  • Ik heb geroffeld op de tafel.
  • Jij hebt met de drumstokken geroffeld.
  • Hij heeft op het dak geroffeld.
  • Zij hebben samen in het bandje geroffeld.
  • We hebben ritmisch op de trommel geroffeld.