kalefateren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kalefater | kalefaterde | heb gekalefaterd |
jij, je, u | kalefatert | kalefaterde | hebt gekalefaterd |
hij, zij, het | kalefatert | kalefaterde | heeft gekalefaterd |
wij | kalefateren | kalefaterden | hebben gekalefaterd |
jullie | kalefateren | kalefaterden | hebben gekalefaterd |
zij, ze | kalefateren | kalefaterden | hebben gekalefaterd |
PresensBeta
Example presens sentences for Kalefateren with some of the pronouns.
- Ik kalefateer het oude schip.
- Jij kalefateert de boot na elke reis.
- Hij/zij/het kalefateert de zeilboten van de jachthaven.
- Wij kalefateren de houten vloer in de woonkamer.
- Jullie kalefateren de historische gebouwen in de stad.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Kalefateren with some of the pronouns.
- Ik kalefateerde het oude schip.
- Jij kalefateerde de boot na elke reis.
- Hij/zij/het kalefateerde de zeilboten van de jachthaven.
- Wij kalefateerden de houten vloer in de woonkamer.
- Jullie kalefateerden de historische gebouwen in de stad.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Kalefateren with some of the pronouns.
- Ik heb het oude schip gekalefaterd.
- Jij hebt de boot na elke reis gekalefaterd.
- Hij/zij/het heeft de zeilboten van de jachthaven gekalefaterd.
- Wij hebben de houten vloer in de woonkamer gekalefaterd.
- Jullie hebben de historische gebouwen in de stad gekalefaterd.