gymmen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | gym | gymde | heb gegymd |
jij, je, u | gymt | gymde | hebt gegymd |
hij, zij, het | gymt | gymde | heeft gegymd |
wij | gymmen | gymden | hebben gegymd |
jullie | gymmen | gymden | hebben gegymd |
zij, ze | gymmen | gymden | hebben gegymd |
PresensBeta
Example presens sentences for Gymmen with some of the pronouns.
- Ik gym elke dag om fit te blijven.
- Jij gymt regelmatig in de sportschool.
- Hij/zij gymt graag met vrienden.
- Wij gymmen samen tijdens de gymles.
- Zij gymmen fanatiek en doen allerlei oefeningen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Gymmen with some of the pronouns.
- Vroeger gymnastiekte ik op school.
- Jij gymde altijd met je broer in de achtertuin.
- Hij/zij gymde elke zaterdagochtend in het park.
- Wij gymden vroeger samen in het buurtcentrum.
- Zij gymden als kind vaak op het strand.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Gymmen with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren gegymd in de nieuwe sportschool.
- Jij bent al vaak gaan gymmen deze maand.
- Hij/zij heeft vorige week veel gegymd.
- Wij zijn naar de gym geweest en hebben goed getraind.
- Zij hebben al jarenlang regelmatig gegymd.