dotteren

Conjugations List of Dotteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdotterdotterdeheb gedotterd
jij, je, udottertdotterdehebt gedotterd
hij, zij, hetdottertdotterdeheeft gedotterd
wijdotterendotterdenhebben gedotterd
julliedotterendotterdenhebben gedotterd
zij, zedotterendotterdenhebben gedotterd

Presens
Beta

Example presens sentences for Dotteren with some of the pronouns.

  • Ik doteer de bloedvaten.
  • Jij doteert de bloedvaten.
  • Hij/Zij doteert de bloedvaten.
  • Wij dotteren de bloedvaten.
  • Zij dotteren de bloedvaten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Dotteren with some of the pronouns.

  • Ik doteerde de bloedvaten.
  • Jij doteerde de bloedvaten.
  • Hij/Zij doteerde de bloedvaten.
  • Wij doteerden de bloedvaten.
  • Zij doteerden de bloedvaten.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Dotteren with some of the pronouns.

  • Ik heb gedoteerd.
  • Jij hebt gedoteerd.
  • Hij/Zij heeft gedoteerd.
  • Wij hebben gedoteerd.
  • Zij hebben gedoteerd.