voorstaan

Conjugations List of Voorstaan.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksta voorstond voorheb voorgestaan
jij, je, ustaat voorstond voorhebt voorgestaan
hij, zij, hetstaat voorstond voorheeft voorgestaan
wijstaan voorstonden voorhebben voorgestaan
julliestaan voorstonden voorhebben voorgestaan
zij, zestaan voorstonden voorhebben voorgestaan

Presens
Beta

Example presens sentences for Voorstaan with some of the pronouns.

  • Ik sta voor een eerlijke verdeling van de middelen.
  • Jij staat voor duurzame ontwikkeling.
  • Hij staat voor gelijke rechten voor iedereen.
  • Zij staat voor innovatie en vooruitgang.
  • Wij staan voor vrijheid en democratie.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Voorstaan with some of the pronouns.

  • Toen ik jonger was, stond ik voor andere waarden.
  • Vroeger stonden we samen voor dezelfde doelen.
  • Hij stond vaak alleen in zijn mening.
  • Zij stond altijd voor iedereen klaar.
  • In die tijd stonden wij achter onze leider.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Voorstaan with some of the pronouns.

  • Ik heb altijd voor rechtvaardigheid gestaan.
  • Jij bent vooropgegaan in deze strijd.
  • Hij heeft zich altijd voor zijn idealen ingezet.
  • Zij is altijd voor verandering geweest.
  • Wij hebben altijd voor elkaar klaargestaan.