wegteren

Conjugations List of Wegteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikteer wegteerde wegben weggeteerd
jij, je, uteert wegteerde wegbent weggeteerd
hij, zij, hetteert wegteerde wegis weggeteerd
wijteren wegteerden wegzijn weggeteerd
jullieteren wegteerden wegzijn weggeteerd
zij, zeteren wegteerden wegzijn weggeteerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Wegteren with some of the pronouns.

  • Ik wegter, jij wegtert, hij/zij/het wegtert.
  • Wij/jullie/zij wegteren.
  • De bloemen verwelken en wegteren langzaam.
  • Mensen die ondervoed zijn, kunnen wegteren.
  • Het oude huis is aan het wegteren door de tand des tijds.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Wegteren with some of the pronouns.

  • Ik werd weggeteerd, jij werd weggeteerd, hij/zij/het werd weggeteerd.
  • Wij/jullie/zij werden weggeteerd.
  • In de middeleeuwen werden mensen vaak weggeteerd door armoede en ziekte.
  • De liefde tussen hen beiden was weggeteerd na jaren van misverstanden.
  • Door jarenlange verwaarlozing was het gebouw weggeteerd en instabiel geworden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Wegteren with some of the pronouns.

  • Ik ben weggeteerd, jij bent weggeteerd, hij/zij/het is weggeteerd.
  • Wij/jullie/zij zijn weggeteerd.
  • De zieke patiënt is weggeteerd tijdens zijn ziekbed.
  • Het verval van de stad is al lange tijd aan de gang en heeft de pracht weggeteerd.
  • De economische crisis heeft de welvaart van het land weggeteerd.