vaneentrekken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | trek vaneen | trok vaneen | heb vaneengetrokken |
jij, je, u | trekt vaneen | trok vaneen | hebt vaneengetrokken |
hij, zij, het | trekt vaneen | trok vaneen | heeft vaneengetrokken |
wij | trekken vaneen | trokken vaneen | hebben vaneengetrokken |
jullie | trekken vaneen | trokken vaneen | hebben vaneengetrokken |
zij, ze | trekken vaneen | trokken vaneen | hebben vaneengetrokken |
PresensBeta
Example presens sentences for Vaneentrekken with some of the pronouns.
- Ik trek de gordijnen dicht.
- Hij trekt zijn jas aan.
- Zij trekt haar schoenen uit.
- Wij trekken een streep op het bord.
- Jullie trekken de stekker uit het stopcontact.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vaneentrekken with some of the pronouns.
- Ik trok de gordijnen dicht.
- Hij trok zijn jas aan.
- Zij trok haar schoenen uit.
- Wij trokken een streep op het bord.
- Jullie trokken de stekker uit het stopcontact.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vaneentrekken with some of the pronouns.
- Ik heb de gordijnen dichtgetrokken.
- Hij heeft zijn jas aangetrokken.
- Zij heeft haar schoenen uitgetrokken.
- Wij hebben een streep op het bord getrokken.
- Jullie hebben de stekker uit het stopcontact getrokken.