assisteren

Conjugations List of Assisteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikassisteerassisteerdeheb geassisteerd
jij, je, uassisteertassisteerdehebt geassisteerd
hij, zij, hetassisteertassisteerdeheeft geassisteerd
wijassisterenassisteerdenhebben geassisteerd
jullieassisterenassisteerdenhebben geassisteerd
zij, zeassisterenassisteerdenhebben geassisteerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Assisteren with some of the pronouns.

  • Ik assisteer bij het organiseren van evenementen.
  • Jij assisteert de dokter tijdens de operaties.
  • Hij assisteert de leraar bij het lesgeven.
  • Zij assisteert haar moeder in de keuken.
  • Wij assisteren de politie bij het onderzoek.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Assisteren with some of the pronouns.

  • Vroeger assisteerde ik mijn vader in zijn winkel.
  • Toen hij jong was, assisteerde hij zijn grootvader op de boerderij.
  • Zij assisteerden de ouderen in het verzorgingshuis.
  • Wij assisteerden de archeologen bij het opgraven van de artefacten.
  • De studenten assisteerden de professor tijdens het college.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Assisteren with some of the pronouns.

  • Ik heb geassisteerd bij het opruimen van de rommel.
  • Jij hebt de chef-kok geassisteerd bij het bereiden van het diner.
  • Hij heeft mij geassisteerd bij mijn presentatie.
  • Zij heeft de patiĆ«nten geassisteerd tijdens de therapie.
  • Wij hebben de bouwvakkers geassisteerd met het tillen van zware materialen.