inkorten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kort in | kortte in | heb ingekort |
jij, je, u | kort in | kortte in | hebt ingekort |
hij, zij, het | kort in | kortte in | heeft ingekort |
wij | korten in | kortten in | hebben ingekort |
jullie | korten in | kortten in | hebben ingekort |
zij, ze | korten in | kortten in | hebben ingekort |
PresensBeta
Example presens sentences for Inkorten with some of the pronouns.
- Ik kort de zin in.
- Jij kort de tekst in.
- Hij kort het artikel in.
- Zij kort de presentatie in.
- We korten de vergadering in.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Inkorten with some of the pronouns.
- Ik kortte de zin in.
- Jij kortte de tekst in.
- Hij kortte het artikel in.
- Zij kortte de presentatie in.
- We kortten de vergadering in.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Inkorten with some of the pronouns.
- Ik heb de zin ingekort.
- Jij hebt de tekst ingekort.
- Hij heeft het artikel ingekort.
- Zij heeft de presentatie ingekort.
- We hebben de vergadering ingekort.