bepakken

Conjugations List of Bepakken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbepakbepakteheb bepakt
jij, je, ubepaktbepaktehebt bepakt
hij, zij, hetbepaktbepakteheeft bepakt
wijbepakkenbepaktenhebben bepakt
julliebepakkenbepaktenhebben bepakt
zij, zebepakkenbepaktenhebben bepakt

Presens
Beta

Example presens sentences for Bepakken with some of the pronouns.

  • Ik pak mijn koffer in voor de vakantie.
  • Jij pakt je tas voor school.
  • Hij pakt zijn jas voordat hij naar buiten gaat.
  • Zij pakt haar boeken uit de kast.
  • Wij pakken de cadeaus in voor het feest.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Bepakken with some of the pronouns.

  • Ik pakte mijn koffer in voor de vakantie.
  • Jij pakte je tas voor school.
  • Hij pakte zijn jas voordat hij naar buiten ging.
  • Zij pakte haar boeken uit de kast.
  • Wij pakten de cadeaus in voor het feest.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Bepakken with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn koffer ingepakt voor de vakantie.
  • Jij hebt je tas gepakt voor school.
  • Hij heeft zijn jas gepakt voordat hij naar buiten ging.
  • Zij heeft haar boeken uit de kast gepakt.
  • Wij hebben de cadeaus ingepakt voor het feest.