pielen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | piel | pielde | heb gepield |
jij, je, u | pielt | pielde | hebt gepield |
hij, zij, het | pielt | pielde | heeft gepield |
wij | pielen | pielden | hebben gepield |
jullie | pielen | pielden | hebben gepield |
zij, ze | pielen | pielden | hebben gepield |
PresensBeta
Example presens sentences for Pielen with some of the pronouns.
- Ik piel met de puzzel.
- Jij pielt graag met technische apparatuur.
- Hij/Zij pielt altijd met zijn/haar mobiele telefoon.
- Wij pielen met de instellingen van de computer.
- Jullie pielen met de afstandsbediening van de televisie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Pielen with some of the pronouns.
- Ik pielde vroeger altijd met mijn legoblokjes.
- Jij pielde gisteren met de camera tijdens de vakantie.
- Hij/Zij pielde regelmatig met de knutselspullen.
- Wij pielden vroeger samen met de bordspellen.
- Jullie pielden vaak met de kledingstukken in de verkleedkist.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Pielen with some of the pronouns.
- Ik heb gepield met de speelgoedauto.
- Jij hebt graag gepield met de verfkwasten.
- Hij/Zij heeft vaak gepield met de muziekinstrumenten.
- Wij hebben gepield met de recepten in de keuken.
- Jullie hebben veel gepield met de experimenten in het laboratorium.