snaaien

Conjugations List of Snaaien.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksnaaisnaaideheb gesnaaid
jij, je, usnaaitsnaaidehebt gesnaaid
hij, zij, hetsnaaitsnaaideheeft gesnaaid
wijsnaaiensnaaidenhebben gesnaaid
julliesnaaiensnaaidenhebben gesnaaid
zij, zesnaaiensnaaidenhebben gesnaaid

Presens
Beta

Example presens sentences for Snaaien with some of the pronouns.

  • Ik snaai een appel uit de fruitschaal.
  • Jij snaait stiekem snoepjes uit de pot.
  • Hij/zij snaait altijd lekkernijen tijdens de pauze.
  • Wij snaaien chips tijdens het film kijken.
  • Jullie snaaien ijsjes op een warme dag.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Snaaien with some of the pronouns.

  • Toen ik jong was, snaaide ik altijd dropjes.
  • Vroeger snaaide jij vaak koekjes voor het slapengaan.
  • Hij/zij snaaide regelmatig snoepjes achter mijn rug om.
  • In die tijd snaaiden wij veel snacks tijdens feestjes.
  • Als kind snaaiden jullie graag ijsjes in de zomer.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Snaaien with some of the pronouns.

  • Ik heb een koekje gesnaaid na het eten.
  • Jij hebt stiekem geld gesnaaid uit mijn portemonnee.
  • Hij/zij heeft gisteren een pizza gesnaaid.
  • Wij hebben bonbons gesnaaid bij de chocolaterie.
  • Jullie hebben vanochtend croissantjes gesnaaid.