degusteren

Conjugations List of Degusteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdegusteerdegusteerdeheb gedegusteerd
jij, je, udegusteertdegusteerdehebt gedegusteerd
hij, zij, hetdegusteertdegusteerdeheeft gedegusteerd
wijdegusterendegusteerdenhebben gedegusteerd
julliedegusterendegusteerdenhebben gedegusteerd
zij, zedegusterendegusteerdenhebben gedegusteerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Degusteren with some of the pronouns.

  • Ik degusteer de heerlijke wijn.
  • Jij degusteert vaak nieuwe gerechten.
  • Hij/Zij degusteert graag verschillende soorten bier.
  • Wij degusteren de lokale specialiteiten tijdens onze reis.
  • Zij degusteren het exotische fruit met veel plezier.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Degusteren with some of the pronouns.

  • Ik degusteerde de heerlijke wijn gisteren.
  • Jij degusteerde vaak nieuwe gerechten toen je in het buitenland woonde.
  • Hij/Zij degusteerde graag verschillende soorten bier tijdens feestjes.
  • Wij degusteerden de lokale specialiteiten tijdens onze vorige vakantie.
  • Zij degusteerden het exotische fruit regelmatig in de zomer.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Degusteren with some of the pronouns.

  • Ik heb de heerlijke wijn gedegusteerd.
  • Jij hebt vaak nieuwe gerechten gedegusteerd.
  • Hij/Zij heeft verschillende soorten bier gedegusteerd.
  • Wij hebben de lokale specialiteiten gedegusteerd tijdens onze reis.
  • Zij hebben het exotische fruit met veel plezier gedegusteerd.