grauwen

Conjugations List of Grauwen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikgrauwgrauwdeheb gegrauwd
jij, je, ugrauwtgrauwdehebt gegrauwd
hij, zij, hetgrauwtgrauwdeheeft gegrauwd
wijgrauwengrauwdenhebben gegrauwd
julliegrauwengrauwdenhebben gegrauwd
zij, zegrauwengrauwdenhebben gegrauwd

Presens
Beta

Example presens sentences for Grauwen with some of the pronouns.

  • Ik grauw als ik boos ben.
  • Jij grauwt wanneer je gefrustreerd bent.
  • Hij/zij/het grauwt als reactie op gevaar.
  • Wij grauwen wanneer we teleurgesteld zijn.
  • Jullie grauwen omdat jullie honger hebben.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Grauwen with some of the pronouns.

  • Ik grauwde toen ik het ongeluk zag gebeuren.
  • Jij grauwde terwijl je naar de sommen keek.
  • Hij/zij/het grauwde terwijl hij/zij pijn had.
  • Wij grauwden tijdens de storm.
  • Jullie grauwden tijdens het lange wachten.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Grauwen with some of the pronouns.

  • Ik heb gegrauwd nadat ik het slechte nieuws hoorde.
  • Jij hebt gegrauwd tijdens de enge film.
  • Hij/zij/het heeft gegrauwd sinds de ruzie.
  • Wij hebben gegrauwd na de zware training.
  • Jullie hebben gegrauwd na het verlies van de wedstrijd.