verkolen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verkool | verkoolde | ben verkoold |
jij, je, u | verkoolt | verkoolde | bent verkoold |
hij, zij, het | verkoolt | verkoolde | is verkoold |
wij | verkolen | verkoolden | zijn verkoold |
jullie | verkolen | verkoolden | zijn verkoold |
zij, ze | verkolen | verkoolden | zijn verkoold |
PresensBeta
Example presens sentences for Verkolen with some of the pronouns.
- Ik verkool de houtblokken in de open haard.
- Jij verkoolt het papier met de kaarsvlam.
- Hij verkoolt het vlees op de barbecue.
- Zij verkolen de boomstammen tot houtskool.
- We verkolen de kolen voor de elektriciteitscentrale.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verkolen with some of the pronouns.
- Ik verkoolde de houtblokken in de open haard.
- Jij verkoolde het papier met de kaarsvlam.
- Hij verkoolde het vlees op de barbecue.
- Zij verkoolden de boomstammen tot houtskool.
- We verkoolden de kolen voor de elektriciteitscentrale.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verkolen with some of the pronouns.
- Ik heb de houtblokken verkoolt in de open haard.
- Jij hebt het papier verkoolt met de kaarsvlam.
- Hij heeft het vlees verkoolt op de barbecue.
- Zij hebben de boomstammen verkoolt tot houtskool.
- We hebben de kolen verkoolt voor de elektriciteitscentrale.