spoeden

Conjugations List of Spoeden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikspoedspoeddeheb gespoed
jij, je, uspoedtspoeddehebt gespoed
hij, zij, hetspoedtspoeddeheeft gespoed
wijspoedenspoeddenhebben gespoed
julliespoedenspoeddenhebben gespoed
zij, zespoedenspoeddenhebben gespoed

Presens
Beta

Example presens sentences for Spoeden with some of the pronouns.

  • Ik spoed me naar het feest.
  • Jij spoedt je naar de winkel.
  • Hij spoedt zich naar het vliegveld.
  • Wij spoeden ons naar de vergadering.
  • Zij spoeden zich om op tijd te zijn.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Spoeden with some of the pronouns.

  • Vroeger spoedde ik me altijd naar school.
  • Toen spoedde jij je naar het ziekenhuis.
  • Hij spoedde zich naar het strand tijdens de vakantie.
  • Wij spoedden ons naar de trein, maar misten hem.
  • Zij spoedden zich naar de stad voor de uitverkoop.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Spoeden with some of the pronouns.

  • Ik heb me gehaast voor de bus.
  • Jij bent naar huis gespoed.
  • Hij is zich snel naar de afspraak gespoed.
  • Wij hebben ons naar het concert gehaast.
  • Zij zijn zich haastig naar het restaurant gespoed.