choqueren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | choqueer | choqueerde | heb gechoqueerd |
jij, je, u | choqueert | choqueerde | hebt gechoqueerd |
hij, zij, het | choqueert | choqueerde | heeft gechoqueerd |
wij | choqueren | choqueerden | hebben gechoqueerd |
jullie | choqueren | choqueerden | hebben gechoqueerd |
zij, ze | choqueren | choqueerden | hebben gechoqueerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Choqueren with some of the pronouns.
- Ik choqueer de mensen met mijn woorden.
- Jij choqueert je ouders met je gedrag.
- Hij choqueert zijn collega's met zijn directe opmerkingen.
- Zij choqueert de samenleving met haar controversiële kunst.
- Wij choqueren de politiek met onze protestacties.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Choqueren with some of the pronouns.
- Ik choqueerde de mensen met mijn woorden.
- Jij choqueerde je ouders met je gedrag.
- Hij choqueerde zijn collega's met zijn directe opmerkingen.
- Zij choqueerde de samenleving met haar controversiële kunst.
- Wij choqueerden de politiek met onze protestacties.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Choqueren with some of the pronouns.
- Ik heb de mensen gechoqueerd met mijn woorden.
- Jij hebt je ouders gechoqueerd met je gedrag.
- Hij heeft zijn collega's gechoqueerd met zijn directe opmerkingen.
- Zij heeft de samenleving gechoqueerd met haar controversiële kunst.
- Wij hebben de politiek gechoqueerd met onze protestacties.