assorteren

Conjugations List of Assorteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikassorteerassorteerdeheb geassorteerd
jij, je, uassorteertassorteerdehebt geassorteerd
hij, zij, hetassorteertassorteerdeheeft geassorteerd
wijassorterenassorteerdenhebben geassorteerd
jullieassorterenassorteerdenhebben geassorteerd
zij, zeassorterenassorteerdenhebben geassorteerd

Presens

Example presens sentences for Assorteren with some of the pronouns.

  • Ik assorteer de boeken op alfabetische volgorde.
  • Jij sorteert de kledingstukken op kleur.
  • Hij/zij/ze assorteren de producten volgens de specificaties.
  • Wij sorteren het afval zorgvuldig in verschillende bakken.
  • Jullie assorteren de artikelen voor de winkeldisplay.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Assorteren with some of the pronouns.

  • Vroeger assorteerde ik de post bij een postbedrijf.
  • Toen ik jong was, sorteerde ik mijn speelgoed op kleur.
  • Hij/zij/ze assorteerden vroeger de groenten in de supermarkt.
  • Als kind sorteerden wij de knikkers op grootte.
  • Vroeger sorteerdet jullie de mappen op naam en datum.

Perfectum

Example perfectum sentences for Assorteren with some of the pronouns.

  • Ik heb de documenten geassorteerd zoals gevraagd.
  • Jij hebt de bestelling correct geordend.
  • Hij/zij/ze heeft de foto's netjes gesorteerd per datum.
  • Wij hebben de ingrediënten op de juiste manier geassorteerd.
  • Jullie hebben de boeken op de planken gesorteerd.