afzwoegen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | zwoeg af | zwoegde af | heb afgezwoegd |
jij, je, u | zwoegt af | zwoegde af | hebt afgezwoegd |
hij, zij, het | zwoegt af | zwoegde af | heeft afgezwoegd |
wij | zwoegen af | zwoegden af | hebben afgezwoegd |
jullie | zwoegen af | zwoegden af | hebben afgezwoegd |
zij, ze | zwoegen af | zwoegden af | hebben afgezwoegd |
PresensBeta
Example presens sentences for Afzwoegen with some of the pronouns.
- Ik afzwoeg elke dag in de sportschool.
- Jij zwoegt altijd hard af tijdens het schoonmaken.
- Hij of zij zwoegt moeizaam door het dikke boek heen.
- Wij zwoegen gezamenlijk aan het project.
- Zij afzwoegen met zware koffers op het vliegveld.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afzwoegen with some of the pronouns.
- Ik zwoegde elke dag urenlang over mijn huiswerk.
- Jij zwoegde vroeger op het land om de kost te verdienen.
- Hij of zij zwoegde zich suf om de deadline te halen.
- Wij zwoegden met veel tegenzin aan het karwei.
- Zij zwoegden in de brandende zon om het gras te maaien.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afzwoegen with some of the pronouns.
- Ik heb afgezwoegd om mijn diploma te behalen.
- Jij hebt hard afgezwoegd om promotie te krijgen.
- Hij of zij heeft zich uitgeput afgezwoegd tijdens de marathon.
- Wij hebben samen afgezwoegd om het doel te bereiken.
- Zij hebben al hun energie afgezwoegd in het huishouden.