aanrissen

Conjugations List of Aanrissen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikris aanriste aanheb aangerist
jij, je, urist aanriste aanhebt aangerist
hij, zij, hetrist aanriste aanheeft aangerist
wijrissen aanristen aanhebben aangerist
jullierissen aanristen aanhebben aangerist
zij, zerissen aanristen aanhebben aangerist

Presens
Beta

Example presens sentences for Aanrissen with some of the pronouns.

  • Ik riss aan het probleem om een oplossing te vinden.
  • Jij rist aan de taak met veel enthousiasme.
  • Hij/Zij/Het rist aan de deur voordat ik kon openmaken.
  • Wij rissen aan de nieuwe strategie voor het project.
  • Jullie rissen aan de regels van het spel.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aanrissen with some of the pronouns.

  • Ik riste aan de bel voordat hij opendeed.
  • Jij riste aan het boek terwijl je wachtte.
  • Hij/Zij/Het riste aan de tafel en liet alles vallen.
  • Wij risten aan de oefeningen tijdens de les.
  • Jullie risten aan de woorden van de leraar.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aanrissen with some of the pronouns.

  • Ik heb aangerist toen hij me beledigde.
  • Jij bent aangerist in de wedstrijd van gisteren.
  • Hij/Zij/Het is aangerist op het idee en heeft het uitgevoerd.
  • Wij hebben aangerist om de situatie te verbeteren.
  • Jullie zijn aangerist op de kans om te winnen.