retoucheren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | retoucheer | retoucheerde | heb geretoucheerd |
jij, je, u | retoucheert | retoucheerde | hebt geretoucheerd |
hij, zij, het | retoucheert | retoucheerde | heeft geretoucheerd |
wij | retoucheren | retoucheerden | hebben geretoucheerd |
jullie | retoucheren | retoucheerden | hebben geretoucheerd |
zij, ze | retoucheren | retoucheerden | hebben geretoucheerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Retoucheren with some of the pronouns.
- Ik retoucheer de foto's voor het tijdschrift.
- Jij retoucheert de oude schilderijen.
- Hij/zij retoucheert de afbeeldingen op de computer.
- Wij retoucheren de portretten in de fotostudio.
- Zij retoucheren de foto's van het evenement.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Retoucheren with some of the pronouns.
- Ik retoucheerde de foto's voor het tijdschrift.
- Jij retoucheerde de oude schilderijen.
- Hij/zij retoucheerde de afbeeldingen op de computer.
- Wij retoucheerden de portretten in de fotostudio.
- Zij retoucheerden de foto's van het evenement.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Retoucheren with some of the pronouns.
- Ik heb de foto's geretoucheerd voor het tijdschrift.
- Jij hebt de oude schilderijen geretoucheerd.
- Hij/zij heeft de afbeeldingen op de computer geretoucheerd.
- Wij hebben de portretten in de fotostudio geretoucheerd.
- Zij hebben de foto's van het evenement geretoucheerd.