wegdromen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | droom weg | droomde weg | ben weggedroomd |
jij, je, u | droomt weg | droomde weg | bent weggedroomd |
hij, zij, het | droomt weg | droomde weg | is weggedroomd |
wij | dromen weg | droomden weg | zijn weggedroomd |
jullie | dromen weg | droomden weg | zijn weggedroomd |
zij, ze | dromen weg | droomden weg | zijn weggedroomd |
PresensBeta
Example presens sentences for Wegdromen with some of the pronouns.
- Ik droom weg bij het lezen van een goed boek.
- Jij droomt weg tijdens het luisteren naar muziek.
- Hij/zij droomt weg terwijl hij/zij naar de wolken kijkt.
- Wij dromen weg wanneer we naar de zonsondergang kijken.
- Jullie dromen weg tijdens het wandelen in het bos.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Wegdromen with some of the pronouns.
- Vroeger droomde ik vaak weg tijdens saaie lessen.
- Toen ik jonger was, droomde jij altijd weg in de klas.
- Hij/zij droomde regelmatig weg tijdens lange autoritten.
- Wij droomden weg terwijl we naar oude foto's keken.
- Jullie droomden weg tijdens de film die we gisteren zagen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Wegdromen with some of the pronouns.
- Ik ben weggedroomd tijdens de film gisteravond.
- Jij bent weggedroomd tijdens de les vanochtend.
- Hij/zij is weggedroomd tijdens het gesprek met zijn/haar vriend(in).
- Wij zijn weggedroomd tijdens onze vakantie in Frankrijk.
- Jullie zijn weggedroomd tijdens het concert vorige week.