verkalken

Conjugations List of Verkalken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikverkalkverkalkteheb verkalkt
jij, je, uverkalktverkalktehebt verkalkt
hij, zij, hetverkalktverkalkteheeft verkalkt
wijverkalkenverkalktenhebben verkalkt
jullieverkalkenverkalktenhebben verkalkt
zij, zeverkalkenverkalktenhebben verkalkt

Presens
Beta

Example presens sentences for Verkalken with some of the pronouns.

  • Ik verkalk
  • Jij verkalkt
  • Hij/Zij/Ze verkalkt
  • Wij verkalken
  • Jullie verkalken
  • Zij verkalken

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Verkalken with some of the pronouns.

  • Ik verkalkte
  • Jij verkalkte
  • Hij/Zij/Ze verkalkte
  • Wij verkalkten
  • Jullie verkalkten
  • Zij verkalkten

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Verkalken with some of the pronouns.

  • Ik heb verkalkt
  • Jij hebt verkalkt
  • Hij/Zij/Ze heeft verkalkt
  • Wij hebben verkalkt
  • Jullie hebben verkalkt
  • Zij hebben verkalkt