opmonteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | monter op | monterde op | heb opgemonterd |
jij, je, u | montert op | monterde op | hebt opgemonterd |
hij, zij, het | montert op | monterde op | heeft opgemonterd |
wij | monteren op | monterden op | hebben opgemonterd |
jullie | monteren op | monterden op | hebben opgemonterd |
zij, ze | monteren op | monterden op | hebben opgemonterd |
PresensBeta
Example presens sentences for Opmonteren with some of the pronouns.
- Ik monter op.
- Jij monteert op.
- Hij/Zij/Het monteert op.
- Wij monteren op.
- Jullie monteren op.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Opmonteren with some of the pronouns.
- Ik monteerde op.
- Jij monteerde op.
- Hij/Zij/Het monteerde op.
- Wij monteerden op.
- Jullie monteerden op.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Opmonteren with some of the pronouns.
- Ik heb opgemonteerd.
- Jij hebt opgemonteerd.
- Hij/Zij/Het heeft opgemonteerd.
- Wij hebben opgemonteerd.
- Jullie hebben opgemonteerd.